    |
VRAGEN NEN 3140 |
Naam: ____________________ |
Datum: ____________________ |
Vraag 1. De verantwoording voor de veiligheid op de werkplek is: |
a. Voor de werkgever |
b. Voor de werknemer |
c. Gezamenlijk, werkgever en werknemer |
Vraag 2. De norm NEN 3140 staat vermeld in: |
a. De ARBO-wet
|
b. Het ARBO-besluiten
|
c. De ARBO-regelingen
|
Vraag 3. Keuringen van handgereedschappen zijn: |
a. Vrij, afhankelijk van de situatie |
b. 1 x jaar |
c. 1 x per jaar maar er mag vanaf geweken worden (naar de veilige kant) |
Vraag 4. Gereedschappen die gebruikt mogen worden, worden bepaald door:
|
a. De werkgever / opdrachtgever |
b. Dat bepaal ikzelf |
c. De inspectie SZW (= arbeidsinspectie) |
Vraag 5. Het toepassen van de norm NEN 3140 is verplicht door: |
a. De overheid |
b. De werkgever en de inlener |
c. De installatie verantwoordelijke / het bedrijf |
Vraag 6. Het gebruik van voorgeschreven gereedschappen is: |
a. Toegestaan na visuele inspectie door de gebruiker |
b. Toegestaan als het gereedschap is voorzien van een keuringstikker |
c. A en b zijn goed |
Vraag 7. De geldigheidsduur van een certificaat wordt bepaald door: |
a. De omstandigheden |
b. De installatieverantwoordelijke |
c. De norm NEN 3140 |
Vraag 8. Schakelbevoegdheid wordt bepaald door: |
a. De werkgever |
b. De verantwoordelijke voor de installatie (of zijn vervanger) |
c. Mijzelf als de situatie dat toelaat |
Vraag 9. Werken onder spanning is toegestaan: |
a. Nee |
b. Ja, maar alleen als de werknemer daarvoor is aangewezen |
c. Ja |
Vraag 10. In geval van een calamiteit: |
a. Moet je maken dat je wegkomt |
b. Melden van de calamiteit, machines uit en naar de verzamelplaats |
c. Brandweer bellen |
Vraag 11. Een LMRA is een: |
a. Last Minut Risico Analyse |
b. Leuk Moment Risico Analyse |
c. Last Moment Risico Analyse |
Vraag 12. Het bepalen van de verantwoordelijk voor de werkzaamheden wordt bepaald: |
a. Opleiding |
b. Opleiding en ervaring |
c. Ervaring |
Vraag 13. Veilige spanning is: |
a. Maximaal 50 V wisselspanning en minimaal 120 V gelijkspanning |
b. Maximaal 120 V gelijkspanning en maximaal 50 V wisselspanning |
c. Minimaal 50 V wisselspanning en maximaal 120 V gelijkspanning |
Vraag 14. Een aanwijsbrief wordt afgegeven door: |
a. De arbeidsinspectie |
b. De werkgever |
c. De installatie verantwoordelijk (of zijn vervanger) |
Vraag 15. Statische elektriciteit is: |
a. Onbelangrijk (er is toch geaard) |
b. Een risico |
c. Alleen een risico bij transport, bijvoorbeeld verpompen |
Vraag 16. Een veilige spanning wordt gebruikt bij: |
a. Besloten ruimte |
b. Reparatie aan een bedieningspaneel |
c. Als het regent |
Vraag 17. De grensstroom (los laat stroom) is: |
a. 20 mA (gemiddeld) |
b. Afhankelijk van het uitschakel moment van een aardlekschakelaar |
c. Vrij onbelangrijk |
Vraag 18. De ARBO-wet gaat over: |
a. Wanneer normen gebruikt mogen worden |
b. De veiligheid van installaties |
c. Veiligheid, gezondheid en welzijn |
Vraag 19. De EN 50110-1 is: |
a. Een Europese richtlijn |
b. Een Nederlands voorschrift |
c. Een Amerikaanse norm |
Vraag 20. De EN 50110-2 is: |
a. Een norm op explosie veiligheidsgebied (ATEX) |
b. De nationale invulling van een Europees lidstaat |
c. Een norm die alleen offshore gebruikt wordt |
Vraag 21. Er zijn voorwaarden verbonden aan onder spanning werken. Dit zijn onder andere: |
a. De installatie moet ervoor geschikt zijn, de personen moeten zijn aangewezen en probleem moet acuut zijn |
b. De installatie moet ervoor geschikt zijn, de personen moeten zijn aangewezen en probleem moet zich binnenkort voordoen |
c. Als de personen daarvoor opgeleid zijn |
Vraag 22. Reparatie valt onder: |
a. Zeer hoog risico |
b. Hoog risico |
c. Laag risico |
Vraag 23. Bij een projectaanwijzing is de geldigheidsduur: |
a. Voor onbepaalde tijd |
b. Afhankelijk van hoe lang het project duurt |
c. Tot einde project |
Vraag 24. Hoe lang een keuring van gereedschap geldig is, wordt bepaald door: |
a. ARBO-wet |
b. De werkgever |
c. De gebruiker |
Vraag 25. Doelstelling van de norm NEN 3140 is: |
a. Een zo veilig mogelijke situatie voor de werkgever en werknemer bereiken |
b. Een systematische aanpak om schade en ongevallen te voorkomen |
c. Bepaald door het instituut NEN in Delft |
Vraag 26. De norm NEN 3140 gaat over laagspanning en is geldig tot een nominale spanning van: |
a. 1.000 V wisselspanning en 1.500 V gelijkspanning |
b. Gaat niet over laagspanning maar over hoogspanning |
c. 1.500 V wisselspanning en 1.000 V gelijkspanning |
Vraag 27. |
I resetten alarm, vervangen lampen, inspectie gereedschappen |
II reparatie, zekeringen vervangen |
III onder spanning werken, zekeringen vervangen |
|
Welke bewering is juist: |
a. II en III |
b. I en II |
c. I, II en III |
Vraag 28. Toepassing van de norm NEN 3140 is alleen: |
a. In het hoog risicogebied (chemie en petro-chemie) |
b. In het laagrisicogebied |
c. Beide a en b zijn juist |
Vraag 29. Thermo grafische metingen zijn: |
a. Warmte metingen die aanvullend worden gebruikt in installaties |
b. Warmte metingen |
c. Onzichtbaar |
Vraag 30. Frequentie van toezicht op de werkzaamheden: |
a. Is afhankelijk van de installatie en werkzaamheden |
b. Wordt gedaan door de Inspectie SZW (arbeidsinspectie) |
c. Is niet van belang zolang er maar veilig gewerkt wordt |
Vraag 31. Veilig stellen van apparatuur of gedeelte van een installatie (scheiden) betekent: |
a. Tegen inschakelen beveiligen |
b. Slot tegen inschakelen gebruiken en de sleutel meenemen |
c. Smeltveiligheid verwijderen |
Vraag 32. De functie van een aardlekschakelaar: |
a. De mens te beschermen |
b. De installatie te beveiligen |
c. Bij te grote aardlek de installatie uit te schakelen |
Vraag 33. Het gebruik van een multimeter en spanningzoeker in installaties in de chemie en petrochemie: |
a. Verboden |
b. Toegestaan |
c. Wordt bepaald door de medewerker belast met elektrotechnische werkzaamheden |
Vraag 34. Enkele PBM’s voor elektrotechnische werkzaamheden zijn: |
a. Isolerende schoeisel, rubber mat, oog- en gezichtsbescherming, helm enz. |
b. Sloten, waarschuwingsborden, isolerende afdekmaterialen, stangen enz. |
c. Opschriften, geïsoleerde en isolerende gereedschappen, afscherming enz. |
Vraag 35. Tekeningen, schema’s en documenten moeten: |
a. Actueel en beschikbaar zijn |
b. Voor de verzekering |
c. Alleen voor ingewikkelde installaties aanwezig zijn |
Vraag 36. Bij het plaatsen van zekeringen moeten: |
a. alle apparatuur ingeschakeld staan anders weet je niet of ze werken |
b. opzij springen als er een vlamboog ontstaat |
c. alle apparatuur uitgeschakeld staan |
Vraag 37. Steekproeven zijn: |
a. nooit toegestaan. Elk onderdeel moet regelmatig apart worden geïnspecteerd |
b. wel toegestaan. De installatie verantwoordelijke bepaald de steekproef |
c. wel toegestaan |
Vraag 38. Voordat de werkzaamheden worden uitgevoerd, moet bepaald zijn: |
a. wat er gedaan moet worden |
b. wie er wat gaat doen (aanwijzing) |
c. de risico’s, de werkzaamheden, inspectie, veiligheidsmaatregelen enz |
Vraag 39. Als de smeltveiligheid, mes patroon, stoppen zijn verwijderd, is het zeker dat: |
a. geen risico meer aanwezig is |
b. onzeker dat er geen risico meer aanwezig is |
c. veilig gewerkt kan worden |
Vraag 40. Personen boven de 18, ook leerlingen enz, mogen werken aan (proef-)installaties: |
a. omdat ze voor de wet volwassen zijn en verantwoording dragen |
b. ze, net zo goed als andere werknemers, ook moeten werken |
c. onder leiding en toezicht van een VP of VOP |
|